woensdag 24 april 2013

Oeroeg van Hella S. Haasse

Heerlijk lezen, hoewel heerlijk misschien niet het juiste woord is.


Vanaf het begin hangt er een dreiging boven het verhaal dat er iets mis zal gaan. Oeroeg neemt de dingen in het leven zoals ze komen, en dat lijkt ook te gelden voor de vriendschap. Lijkt, want omdat alles vanuit het perspectief van de andere jongen verteld wordt, is het zijn observatie. Vanaf het vroegste begin houdt Oeroeg bewust of onbewust enige afstand. Toch houdt de band stand zolang ze dicht bij elkaar blijven.
Ondanks de dreiging is het ook een mooi verhaal over een min of meer onbezorgde jeugd en spelen en opgroeien in de mooie Preanger (de in Nederlands-Indië gebruikte aanduiding voor het het bergland ten zuiden van de zogenaamde 'Ommelanden' rond Batavia).
Oeroeg wordt vaak gezien als een boek over vriendschap die teloor gaat. De vriendschap die de verteller voelt voor zijn Oeroeg gaat echter niet over. Hij raakt alleen zijn Oeroeg kwijt, en bovendien beseft hij dat hij Oeroeg nooit helemaal gekend heeft. 'Ik heb zelfs het vermogen verloren hem te herkennen.' en 'Het is overbodig toe te geven dat ik hem niet begreep. Ik kende hem, zoals ik Telaga Hideung kende - een spiegelende oppervlakte. De diepte peilde ik nooit.'
Het gaat natuurlijk ook over de tegenstelling tussen 'inlanders' en Hollanders. Oeroeg is zich bewust van het verschil, en terwijl hij opgroeit gaat hij daar op verschillende manieren mee om. Lang weigert hij Nederlands te praten of is er in ieder geval heel verlegen bij, maar halverwege praat hij alleen nog maar Nederlands. Er is ook een periode dat hij aansluiting zoekt (en vindt) bij de halfbloeden waar hij eerder op neerkeek. Uiteindelijk zien we hem opgenomen in en deelnemend aan de 'Mohammedaanse' gemeenschap. Alleen Lida lijkt als Hollandse geïntegreerd te zijn in die gemeenschap.
Tot slot gaat het ook over het verloren gaan van een vaderland, van de plek waar je opgegroeid bent en aan gehecht bent. 'Het landschap dat zich bij de kromming van de weg voor mij uitstrekte, kende ik zelfs niet uit angstdromen. De zwartgeblakerde heuvelkammen waren spookachtig naakt. De truck reed omhoog langs de weg als tussen de ribben van een geweldig kadaver.' Zelfs het huis staat er niet meer. 'Ben ik voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte, op de grond vanwaar ik niet verplant wil zijn? De tijd zal het leren.' Hoewel de novelle en zeker het einde me en triest gevoel geven, biedt de laatste zin nog hoop. Het zou ook goed kunnen komen tussen de ik-figuur en zijn geboorteland (maar dan moet er nog veel gebeuren).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten