vrijdag 28 februari 2020

De heilige van Martin Michael Driessen

Lekker boek, met heerlijke taal, pakkend verhaal en veel zelfspot. De opening knalt er al direct in, heilig, hels, nieuwsgierigmakend. Ik moest al snel denken aan Owen Meany, ook arrogant en (vermeend) heilig.

Ik werd regelmatig op het verkeerde been en aan het denken gezet.

Achteraf denk ik dat mijn totale ongevoeligheid voor de begrippen goed en kwaad destijds al een grote rol hebben gespeeld. Ik was het het geheel niet vooringenomen en hield van alles en van iedereen ...

Na die eerste zin denk ik: fout. Na de tweede denk ik: lief. En dan beginnen de radertjes in mijn hoofd harder te draaien. Dit thema, deze tegenstelling, goed en kwaad, komt steeds terug, meestal andersom trouwens. Steeds als ik denk: nu is hij echt goed bezig, haalt hij dat weer onderuit.


Het verhaal voert me mee, gewoon lekker stoere avonturen, ook al zijn ze dan vaak fout: van zich voordoend als de beste vriend van een gesneuvelde verloofde, via assisteren bij wetenschappelijke ontdekkingen tot moordende struikrover die zijn robinhood-achtige intenties eigenlijk slechts één keer waarmaakt. Vervolgens wordt hij van matroos assistent en redder bij een soort ontdekkingsreis per zeilschip. Tot slot wordt hij veroordeeld voor zijn misdaden als struikrover en belandt hij in de gevangenis waar hij zich ontwikkelt tot heilige, waarbij hij werkelijk goede dingen lijkt te doen, maar ook nare middelen niet schuwt om de voorzienigheid een handje te helpen. Of hij werkelijk heilig wordt verklaard, is maar de vraag, even los van het feit dat het überhaupt een roman in de categorie fictie is. Toch loopt het verhaal met deze heiligheid mooi rond. Een heerlijk verhaal toch?
Dat de verteller het verhaal ook regelmatig afvalt, doet daar niets aan af. Dat maakt het op een andere laag weer interessant. Het avontuur is op bijna elke pagina overweldigend en dan zegt hij doodleuk:

Ik weet nog niet of die episode een plaats krijgt in dit narratief, dat per slot van rekening bedoeld is als een relaas van de geschiedenis van mijn ziel, en niet als een avonturenroman.

Bovendien krijg je af en toe verschillende versies van wendingen in het verhaal voorgeschoteld. Zo had het kunnen gaan, staat er dan. Overigens krijg je dat inkijkje in zijn ziel wel degelijk, al weet ik nooit wanneer het 'echt' is.

De taal is bij tijd en wijle bombastisch (en dat heeft zo zijn invloed op mij, getuige deze zin). Ook daar wordt onomwonden mee gespeeld:

Leen mij uw pen, o Chateaubriand en Rousseau, en ook gij, Millevoye of Constant, opdat ik de mooiste reis van mijn leven waardig kan bezingen. Leen mij de kleuren van uw fantasie, maak mij geestdriftig en bevlogen als ik vertel van die laatste eenentwintig dagen die mij nog scheidden van het meisje van mijn dromen! Maar mooischrijverij is helaas niet mijn forte, en de voorgaande zinnen heb ik dus ergens gestolen.

Iets dergelijks gebruikt hij een eind verder in het verhaal en ook deze herhaling benoemt hij.
Mooischrijverij is hoe dan ook in mijn ogen wel degelijk een forte van de auteur. Er staan veel schitterende zinsdelen en zinnen in en die zijn echt niet geleend, al schuwt hij de clichés niet.

Ik vraag me af of hij in dit kader af en toe uitglijdt, bijvoorbeeld als hij twee keer vlak achter elkaar 'leunen tegen de deurstijl' gebruikt om zijn beschrijving van een gemoedstoestand kracht bij te zetten. Of is dit een subtieler spel? De eerste keer gaat het over hemzelf en leunt hij tegen de deurpost omdat hij duizelig is door een combinatie van bevangenheid door schoonheid en gewoonweg honger. Bovendien komt de houding hem goed uit voor zijn toneelspel als brenger van slecht nieuws. Vlak daarna leunt de schoonheid en het slachtoffer van zijn toneelstuk verdrietig tegen een deurstijl. Ook de puurheid van dit verdriet haalt hij min of meer onderuit door te wijzen op de aandacht die ze zoekt en krijgt (maar is dat zijn verfoeilijke gedachte of ook echt haar drijfveer?).

Dit is daarmee ook een voorbeeld van hoe hij steeds weer laat zien (of de lezer doet geloven?) goed te zijn, oog te hebben voor het mooie en het lieve, en ook steeds weer het romantische eraf haalt door iets slechts te doen of ontnuchterends te zeggen. Slechts af en toe doet hij echt iets goeds zonder bijbedoelingen of zonder er achteraf zoveel mogelijk voordeel voor zichzelf uit proberen te halen, zoals het opvangen van het vallende meisje. Zijn uiteindelijke heiligverklaring (of niet) is food for thought. In echte wonderen heb ik nooit geloofd, wel in mooie intenties, maar hoe zit dat hier?

Een paar korte notities:
Mooi, niet cliché vind ik het dat hij sneeuw als beklemmend omschrijft in plaats van, nou ja, wat je meestal tegenkomt, een zachte deken of iets dergelijks. Natuurlijk zijn er meer voorbeelden.
Dag na dag werd ingelijfd door het verleden, mijn toekomst slonk.

Het boek zit vol humor die ruimschoots opweegt tegen de kleine flauwigheden.

Ik zie ook verbinding met het heden: zoals hij gaat kijken naar het slagveld na afloop van de gevechten doet me denken aan ramptoerisme.

Doordat ontdekkingen en enkele wetenschappers ook een plek hebben in deze roman, vind ik hem extra interessant.

Kortom: ik vind het een heerlijk en veelzijdig boek. Soms spannend qua opzet en soms helemaal niet (zoals wanneer hij aankondigt dat zaken anders zullen lopen dan gedacht). Het zit zo in elkaar dat ík niet weet of hij soms stillistisch uitglijdt of te flauw is qua inhoud en opzet. En daarom komt hij er voor mij mee weg, als het al zo zou zijn.