zaterdag 30 augustus 2014

De hond in het lege huis van Anton Koolhaas

Mooi! Droevig, herkenbaar en lief.
Jacqueline en Paul ("het paar") vormen een mooie twee-eenheid. Niet overdreven, maar vertrouwd, herkenbaar. De schrijfstijl is helder, en op een bepaalde manier dichtbij. Net vaak/sporadisch genoeg stelt de schrijver vragen die je zelf ook zou stellen. Maar het gaat gelukkig niet zo ver dat er een onderonsje tussen schrijver en lezer wordt gecreeerd. Of hij geeft je heel even het begin van het idee dat hij vanuit de hond schrijft en dat je dus gedachten van de hond leest en dat houdt dan precies op tijd weer op. Niet onrealistisch dus, maar 'gewoon' wat je zelf ook zou kunnen denken dat een hond denkt. Hetzelfde gebeurt ook wel eens met de verteller en Paul.
De loop van het verhaal is niet verrassend, maar dat hoeft ook niet.
Ook herkenbaar is de tweestrijd in Paul tussen hoop en realisme.


Verhaal: Jacqueline en Paul zijn op hun vaste vakantie-eiland. Jacqueline verdrinkt/komt niet terug van het zwemmen. Paul weet meteen dat ze nooit meer terug zal komen en blijft tegelijkertijd hoop houden, tot hij zeker weet dat ze niet terugkomt. Dan wil hij zelf ook verdrinken, maar dat mislukt.
'De hond in het lege huis' slaat op dat Paul denkt dat hij de vakantiehond heeft opgesloten in het vakantiehuis. Hij gaat terug om hem te bevrijden (en zich te verdrinken), maar de hond is niet in het huis. 

Het vreemde hotel waar niemand lijkt te mogen blijven slapen heeft iets onrealistisch. Maar het is nodig om Jacqueline een laatste rustplaats te kunnen geven, en dat is voldoende verklaring.
"Toch kon niemand zeggen, dat het hotel er luguber uitzag. Het was groot en helder en leeg. Men kon er inderdaad logeren in door licht en ziltheid uitgebeten, zeer heldere kamertjes en ijzeren ledikanten met onbeslapen lakens, waartussen men wel hel fijn zout moest vermoeden."

Het verhaal is niet alleen droevig trouwens: "Alle kleuren van zee-anemonen meldden zich stuik voor stuk en zelfs de grote krabben, die soms plotseling over een rots draafden, hadden iets joligs. Ze hadden dan ook poten geoneg om mee te zwaaien en als e bij vergissing eens hun houvast verloren en een rotsje lager tuimelden, dan kón dat, wat hun betrof."

"Dan komt ze terug en groeit uit het water, het strand op en is mooi"
Dit is het mooiste stukje van het citaat, maar het vervolg is veelzeggend:
"... en wie weet geheimzinnig om wat ze zo ver in het water dat ze er bijna aan toebehoorde, gedacht zal hebben en overpeinsd. Er is zo veel water om zo'n zwemmer heen, dat er toch allicht een gedachte zal bestaan van een toebehoren aan de zee. Of niet?"

"Een ontzettend klein stipje kan een interessant schip worden, maar het neemt er zijn voor."

"Paul wilde in ieder geval eerst nog in het huis kijken, maar er was niets. Het effect van alles, dat op zijn plaats ligt en onberoerd, kan erger zijn dan van een aardbeving."

En dan is er nog het ravijn, onpeilbaar diep en waar altijd kou als een soort voorbode van de dood uit omhoog komt.
En de zeeman en zijn vriendin met het niet-lopende café 'Caprice'. De enige mensen met wie Paul contact heeft, maar ook niet echt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten