zaterdag 24 oktober 2020

Er drukt een draak aan mijn borst

Ik zoek op ‘er’. De zoekmachine van Onze Taal voegt er ‘add’ aan toe, niet altijd – dat weet ik omdat ik wel vaker zoek op dat kleine woordje – maar dit keer wel. Een in de schoot geworpen woordgrap. Geen hilarische, maar ik kijk hem niet in de bek, sterker nog: ik druk hem aan mijn borst.

Dat zit zo:
Ik woon in het pand waar ooit de bundel Snikken en Grimlachjes van Piet Paaltjens is gedrukt. En ondanks dat het donkere van de gedichten niet zo goed bij mij past, ben ik fan. Al was het alleen maar om de term ‘grimlachjes’.

Eén van mijn favorieten is De zelfmoordenaar. Misschien wel dankzij de uitvoering van Dave van The Kik. Hoewel de vertolking door Willem ook diepe indruk heeft gemaakt. (Willem kennen jullie niet, maar het was nacht, er was veel bier, we waren met technische studenten en Willem kreeg ons stil met poëzie.)

De eerste regels van de tweede strofe luiden:
,,Ha!” dus riep hij verwoed,
,,'k Heb een adder gebroed
Neen, erger, een draak aan mijn borst hier!"

Al een paar keer heb ik mij afgevraagd waar hij toch op doelde met die adder, met die draak aan zijn borst. Opgezocht had ik het nog niet. Dat hoefde blijkbaar ook niet. Vandaag vond het antwoord mij. Want als je op (add)er zoekt op de site van Onze Taal, kom je bij de uitleg van de uitdrukking ‘Een adder aan zijn borst koesteren’:

“De zegswijze een adder aan zijn borst koesteren is ontleend aan fabel 97 van Aesopus, die gaat over een boer die een zieke slang vindt. Hij heeft medelijden met het dier en stopt het onder zijn kleding tegen zijn borst om het te verwarmen. Als de slang zich beter voelt, bijt hij de boer.”

Terug naar de zelfmoordenaar van Piet Paaltjens. 
Eindelijk, weet ik 
waarom hij zich hing aan een eikentak dik. 
Teleurgesteld door mensen voor wie hij goed was geweest. Verdrietig.

Ik laat me afleiden door het feit dat de fabels van Aesopus blijkbaar genummerd zijn, dat is nieuw voor me. En er zijn meer bonussen. In een spreekwoordenboek uit 1726 van ene Tuinman wordt in bij de uitleg nog een spreekwoord genoemd dat in het verlengde ligt (zijn duiding, niet de mijne): Queekt gy kinderen? queekt liever braadverkens: dan hebt gy alle zes weken geld.

En als kers op de taart staat in Stoetts spreekwoordenboek uit 1925 bij de uitleg van het koesteren van de draak aan de borst de woorden ‘snooden ondank’. Ik vind het prachtig, ik geniet. De draak stelt mij niet teleur. En dat allemaal dankzij ‘er’. O, en dat schrijf je meestal aan woorden als ‘aan’ en zo vast. Dat zocht ik eigenlijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten