maandag 18 september 2017

Aan Betsy

Strot. Strot is het woord in dit gedicht dat mij doet struikelen. 'O ja, ik lees Piet Paaltjens'. Ik was nog in de stemming opgeroepen door de hartverovrend achtelooze houding en, vooruit, de rozenlipjes. Vooral die eerste, dat is toch mooi, en onschuldig en beelden-oproepend?

Maar dan laat hij dus haar strot op en neer gaan. Niet echt een lieflijk woord. Zelfspot volgt leunde ik schilderachtig op den tronk. Terwijl zij drinkt, probeert hij zich een houding te geven, aantrekkelijk te zijn voor als ze opkijkt van de fles door zichzelf als ware hij in een schilderij te positioneren.

Enter passie en verlangen. Eerst benoemt hij haar mond nog impliciet in een treffend beeld. Ik moet ook wel een beetje lachen, hij is toch jaloers op een fles, de zelfspot is nog niet verdwenen. Dan laait de passie op als hij haar de fles laat 'keilen' en haar mond op zijn lippen laat branden. De stroomversnelling is echter van korte duur.

Terug in de werkelijkheid valt ze van de drank in slaap, en heeft de fles hem dus echt beroofd van wat misschien zou kunnen zijn. Dat gebeurt. Hij moet er van huilen, sterker: hij stort zijn tranen op aarde, veel, maar wel maar één dag.

Aan Betsy

Het heugt mij als de dag van gistren. Op het mos
In hartverovrend achtelooze houding lag
Uw rijzige figuur, wijl de anderen het bosch
Langzaam doordwaalden. 't was een vreeslijk heete dag.

Gij hield mijn veldflesch aan uw rozenlipjes, droog
Van 't lachen. Diep-gemoedlijk, als wen de avondklok
Door 't dal luidt, klonk het in uw keel. En zacht bewoog
Uw zoete strot zich op en neer bij elken slok.

Intusschen leunde ik schilderachtig op den tronk
Eens duizendjaargen eiks en vroeg mij heimlijk, wat
Voor smaak wel 't lot had, dat het aan een veldflesch schonk,
Wat droomend slechts mijn dichtermond genoten had.

O, ware 't noodlot niet alleen behept met koud
Verstand maar ook met warm gevoel, - uw poezle hand
Had plots de flesch, zoordra ze leeg was, door het woud
Gekeild, en op mijn lippen had uw mond gebrand.

Nu echter dronkt ge alleen de flesch leeg, onbewust,
Dat de inhoud nog al koppig was, - 't was witte port, -
En sloot uw loddrige oogjes dicht en sliept gerust. -
Nooit heb ik zóóveel tranen op één dag gestort.

Nog 31 dagen tot de Piet Paaltjens Parade

Geen opmerkingen:

Een reactie posten