zaterdag 10 augustus 2013

De bende van Jan de Lichte van Louis Paul Boon

"Een schelmenroman" en dat is wat het is. Hoewel, 'schelm' roept bij mij associaties op met 'kwajongen'. Misschien een kwajongen die te ver gaat, maar in dit boek gaan ze een stuk verder.

Je wordt er als lezer lekker bij betrokken. Ik had steeds het gevoel dat er eigenlijk een toneelstuk of televisieserie van gemaakt moet worden. De beelden verrezen moeiteloos voor mijn ogen. Zal ook wel gebeurd zijn toch? Hoofdpersonen die zich vermommen doen het altijd goed, en ook het feest en de kermis lenen zich voor mooie beelden.



Jan wordt slim neergezet. "hij kent zijn Frans ... Zelfs de baljuw van Velsiecke, zelfs de burgemeester van Hundelghem kennen hun Frans niet. Haar Jan wel." Hij is het brein achter de bende.

"'Alleen voor de dommeriken zijn er slechte tijden,' zegt hij. 'Alleen volk dat zijn plan niet weet te trekken beschuldigt er de tijden van, of het weer, of de oorlog, of om het even wat. Alleen sukkelaars van stielmannen beweren dat zij slecht alaam in handen hebben.'"

Ergens tegen het einde realiseert hij zich dat hij iets in gang heeft gezet, waarover hij de controle is verloren. Iets met een steen aan het rollen brengen en hem niet meer kunnen stoppen. (ik kan het citaat niet meer vinden).

Jan zet de bende sociaal op. Zijn ideeën over geweld heb ik niet helemaal scherp. Er wordt vaak aangehaald dat hij vindt dat er zo min mogelijk geweld gebruikt moet worden. Toch zie ik hem - ook vroeg in het verhaal - flink wat geweld (laten) gebruiken, waar het m.i. ook wel wat minder kan. Als Tincke kapitein wil worden, zegt Jan dat hij eerst moet bewijzen dat Jan in hem zijn meerere moet zien. "... En nog vóór Tincke zich heeft kunnen rechtzetten krijgt hij zo een geweldige vuistslag in het gelaat, dat hij met stoel en al tegen de grond slaat, en het bloed tot in het gelaat van lange Gabriel spat. ... 'Ik zou u kunnen bewijzen, Jan de lichte, dat ik uw meerdere ben. Maar ben ik sterk genoeg, ben ik misschien de rapste in het gevecht met het mes, ik ben toch niet zo sluw als gij."
Tja, ik vind dat niet sluw, maar lomp en achterbaks. De omslag na de ontering van Mie vind ik dan ook niet zo groot, terwijl die wel groots wordt neergezet. Dat komt waarschijnlijk doordat ik toch vrij ver weg sta van het geweld. Als je dichterbij zit, zie en voel je meer verschillen. En het is wel zo dat Jan z'n principes (waar ik de finesse niet helemaal van doorgrond) helemaal laat varen.

Het geeft een beeld van het leven eind 18e eeuw. Hoe waarheidsgetrouw het is weet ik natuurlijk niet, maar ik kan me er wel wat bij voorstellen. Opvallend bijvoorbeeld dat geld nog niet echt een plaats verworven heeft. Arme mensen hebben meer aan een mooie lap stof dan aan munten.

En dan nog de jonge meisjes die verliefd zijn op Jan de Lichte. Sarah die dat als Boheemse heel expliciet uit, en Marieke die een stuk bedeesder is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten