zondag 17 februari 2013

De donkere kamer van Damocles van Willem Frederik Hermans

Eindelijk deze klassieker gelezen. Tijdens het lezenvan het eerste stuk (voor de bevrijding) me meermaals afgevraagd waarom hij niet meer vragen stelde. Hoe hij wist dat het goed was wat hij deed, en dat wie hij vermoordde echt de slechten waren. Maar er werden ook niet veel vragen aan hem gesteld, alleen opdrachten gegeven.
Taal en stijl vind ik prettig. 
Ik ben eerlijk gezegd nog wel aan het nadenken waarom het de donkere kamer van Damocles heet. Donkere kamer snap ik, maar Damocles? Ik zie nergens verband met luxe en macht en een dreiging dat dat zomaar, bij het minste of geringste afgelopen kan zijn. Heb ik het spreekwoord niet goed begrepen of het boek niet? Of allebei?

Op http://www.willemfrederikhermans.nl/tekst/kooy003uitd01_01/kooy003uitd01_01_0004.htm vind ik onderstaande verklaring. Ik had mythe niet compleet genoeg in mijn hoofd.
In de Damokles-mythe keert het omkeringsmotief terug: het verhaal is een verhaal over rolomdraaiing. Een lagergeplaatste streeft ernaar van plaats te wisselen met een hogergeplaatste. Bekijkt men nu het boek van Hermans dan ziet men het volgende: er is een positief geschetst personage Dorbeck en een negatief geschetst personage Osewoudt. Zij zijn anti-dubbelgangers: de één is een soort held, de ander een schlemiel; de haarkleur van de een is donker, van de ander is licht. De Damokles-mythe spreekt van een lagergeplaatste die de positie van een hogergeplaatste wil innemen, wat hem (mogelijk) fataal wordt. In Hermans' boek wil de schlemiel de positie innemen van de heldhaftiger Dorbeck, wat hem fataal wordt. Zoals het Damokles lukt om voor een tijd Dionysius te zijn (hij mag op de troon zitten als koning), zo lukt het Osewoudt om voor een tijd de held uit te hangen en Dorbeck te zijn (te zien ook aan het feit dat Osewoudt tijdelijk identiek wordt aan Dorbeck doordat zijn haar geverfd wordt en hij actief is in het verzet).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten