zaterdag 14 juli 2012

Op zoek naar de Vijftigers

Gelezen: 'Hugo Claus vertrekt naar Parijs - Contacten tussen experimentele schilders en schrijvers' van  H. Brems uit 'Nederlandse literatuur, een geschiedenis'. Mijn beeld nu:

De Vijftigers zijn experimentele dichters. Hun poëzie besteedt uitgesproken aandacht aan klank, vorm, plaats van woorden in de zin en het vers, en de effecten van woordcombinaties; de quasi-materiële aspecten van de taal.
Er wordt gestreefd naar een nieuwe, voor ieder verstaanbare, vitale poëzie, wars van alle oude schoonheidsidealen en vormen. Het is een aanval op de hypocrisie van de 'letterdames en -heren' die ook na de schok van de oorlog verder schrijven alsof 'holland een rose perzikentuin' is.
De Vijftigers waren in de beginjaren aangesloten bij de Experimentele Groep, die eind 1948 opgaat in Cobra. Al snel is er een officiële breuk, maar de contacten en verschillende samenwerkingsverbanden blijven. Er ontstaan teksttekeningen, peintures-mots, gezamenlijke bundels e.d. Individuele kunstenaars beperken zich niet tot één discipline: schilders schrijven en dichters schilderen.
De poëzie van de Vijftigers draaide in het begin om spontane expressie, de vitale uitingsdrang in wisselwerking met de suggesties van het materiaal (taal). Later verschoof het accent naar dat materiaal: de taal, autonoom, als aangever van vormen en betekenissen. Die stroming kent een paradoxale spanning:

- tussen expressie en autonomie,
- tussen overgave aan de taal en beheersing ervan,
- tussen surrealistisch geïnspireerd automatisme en bewuste constructie en manipulatie

Die aspecten komen tegelijkertijd voor in gedichten van Vijftigers. Bijvoorbeeld in 'Ik tracht op poëtische wijze' van Lucebert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten