zondag 15 juli 2012

Die van het glas rood

Dag vijf van onze raampoëzie. Snikken en Grimlachjes van Piet Paaltjens


Op blz. 31 nummer LXXII

Wij zaten met ons vieren
In den tuin van de sociëteit.
"Kijk, jongens!" riep Sand, "wat passeert daar
Een eeuwig knappe meid."

"Ja," zei Kaai, "dat's een pracht van een meisje!
Zoo zijn er geen twaalf in 't land"
"Ik hoor," zuchtte Haas, "ze is in stilte
Geëngageerd met een luitenant."

"Wat mankeert je, Paal?" riep Sand weer,
"Je wordt zoo bleek als de dood!
Neem wat dubbelgebeide!" - "Neen, Dundas!"
Schreeuwde Haas, "breng gauw een glas rood!"

Wel dronk ik, om Haas te pleizieren,
Het rood uit, - ook smaakte 't wel goed, -
Maar op geen van mijn beide wangen
Herriep het den rozengloed.

Sinds ik weet, dat een luitnant in stilte
Mag bluffen op háár bezit,
Zien mijn vroeggeknakte wangen
Onherroepelijk marmerwit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten